Lynxen,

twee soorten van het geslacht Felis van de katachtigen, nl. de gewone of noordelijke lynx of los (F. lynx) van Europa, Noord-Azië en noordelijk Noord-Amerika, en de rode of zuidelijke lynx of bobcat (F. rufa), die voorkomt van zuidelijk Canada tot in Mexico.  De genoemde soorten vormen samen met de karakal het ondergeslacht lynx.

Lynxen zijn gekenmerkt door oorpluimen, bakkebaarden, vrij lange poten en een relatief korte staart, die hooguit tot op de hiel reikt.  De min of meer gevlekte pels, die vooral in het winterseizoen in het noorden zeer lang haar kan hebben, is zeer gezocht in de bonthandel.  Lynxen zijn eenzelvige roofdieren die zowel bosachtig als meer op terrein bewonen en op allerhand klein wild jagen; het zijn uitstekende klimmers.  Per worp worden 1-4 jongen geboren, bij de noordelijke vormen in het voorjaar; draagtijd 2-2,5 maand.  Maximale levensduur 12 jaar (bij uitzondering 16-24 jaar).  De noordelijke rassen van de gewone lynx worden het grootst.  In Eropa bedraagt de lengte 0,90-1,30 m, schouderhoogte 0,60-0,75 m en staart 11-15 cm, gewicht tot 36 kg; in Canada zijn deze afmetingen 0,75-1,00 m, 0,55-0,62 m en 10 cm (de bobcat heeft ongeveer dezelfde afmetingen).  De lynx is in West-Europa in opmars.  In 1997 was de lynx in onze streken al in de buurt van Venlo te vinden.

In Zuid-Europa (Iberisch Schiereiland en Balkan) komt een kleinere vorm met veel intensiever vlektekening voor, de pardellos of pardellynx (F. lynx pardina), die volgens andere opvattingen een afzonderlijke soort zou vertegenwoordigen.  Naar schatting zijn er van deze vorm nog slechts 1000 exemplaren over, vnl. in het natuurgebied Coto Doņana, in het zuidwesten van Spanje.

 

Lynxen

                                     

                                                             gastenboek